Freestyle Gedichten
Gedichten langer dan 160 tekens.
Adem warmte in woorden
ik heb gewikt
en gewogen
kijkend van
beneden naar boven
nog maskeer ik
mijn onzekerheid
adem warmte in woorden
die niemand wil horen
kleur zinnen
die ego's nooit
zullen beminnen ondanks
hun bekende edelmoedigheid
heb vaak op
op lange tenen getrapt
in het spoor bijster zijn
maar zonder opzettelijk venijn
open treed ik naar buiten
misschien beslagen ruiten
hoop op lieve ontvankelijkheid
zelfs met mijn tikkeltje eigengereid
In volle overgave
zij draaide klei
maar wond de vormen
niet om haar vingers
had een zwak
voor rondingen
in warm manipuleren
was blij als het
toch stugge materiaal
zich liefdevol schikte
in volle overgave
profileerde zij
lengte en diepte
werkte af met
fingerspitzengefühl
tot in het kleinste detail
ook deze schoonheid werd
geboren zonder barenswee
door een ferme keizersnee
In krullend water
ik wist de zee
in krullend water
zag de kleuren later
het witte schuim
schreef keurig schuin
zijn regels op het zand
in grijsblauwe tinten
lijkt de hemel te blinken
aan een verre horizon
waar lucht en aarde
elkaar nevelig raken
licht regen helder op
donkert een zware bui
zijn schaduwstrepen in
het eindeloos ruime sop
In witregels
ik heb altijd
een open boek
willen zijn
met dansende letters
op vrolijke muziek
een kaft waarvan je geniet
vaak ben ik begonnen
een eenvoudig lied maar
de woorden klonken niet
de lach heb ik
uitvoerig beschreven zonder
echte warmte in het leven
papier en pen gaven
wel contouren aan helaas
zonder de pijn in mijn bestaan
ze zijn ontbloot van
de belangrijkste emoties
die ik in witregels goot
de bladzijden zijn leeg
het boek mocht er niet komen
ik lijd alleen in mijn dromen
Een ijdele hoop
ik heb altijd
wrakhout gezocht
op mijn tocht langs
exotische stranden
verdwaald en
aangespoeld
gebroken uit
sociale verbanden
samen stoken we
vuur dat rookt
en brandt als de hel
vonken knetteren fel
vlammen dansen
verhalen in alle talen
het bizar en grotesk
streven naar overleven
later smeult pijn
als venijn gloeit
en haat weer groeit
tegen alles en iedereen
verhitte gezichten
donkeren weg als
het vuur langzaam dooft
leven blijft een ijdele hoop
Het geluk van zijn
de wereld
was volmaakt
toen wij kwamen
het kraambed in
uitstekende staat dat wij
meteen eigenden met namen
trokken ons plan
zetten alle stempels in
een persoonlijk perspectief
maar met warmte
en liefde de omgeving
delen deden we niet
het was ons gebied
met alles hebben en houden
gingen wij een leven opbouwen
niemand leerde ons
het geluk van zijn in dat
geschapen paradijselijk domein
Zonder bezit
op de rand
van schaduw
wuif ik licht een
warm welkom toe
zonder bezit
stap ik over
voel me vrijer
dan met gewicht
ik ga doe
en ontmoet
niet gehinderd door
hebben en houden
winst en verlies
kennen zij niet
in de groep die
er is zoals ik ben
jezelf zijn blijkt
genoeg om te leven
geven en delen lijkt
het volmaakte geluk
De gekroonde hoofden
ik heb de pracht
en praal gezien van
de gekroonde hoofden
de luister en élégance
waarmee zij zich
in het openbaar bewogen
levend in een protocol
dat met geld en macht
in stand wordt gehouden
hofdames en lakeien
als persoonlijke getrouwen
gebonden aan blauw bloed
maar heb ook de stamboeken
gelezen waarmee het adellijk vee
tot grotere rijkdom werd gedreven
vechten zuipen en hoereren
hebben zij nooit kunnen verleren
terwijl het volk alles moest ontberen
ons geweten is al lang gesust
wij betalen voor hun marionettenspel
aan de echte touwtjes trekken zij zelf wel
Toch speelden wij zon
ik heb de schaduwkanten
lang gezien dacht dat
zij het echte leven waren
de jeugd werd er al
heel vroeg mee omgeven
toch speelden wij zon
klein geboren mochten wij
pas laat de stem verheffen
op hun manier gaan overleggen
weerstand was hun zekerheid
in generaties opgebouwd maar
wel in een vooroorlogse tijd
wij zochten openheid en
vrijheid in het discussiëren
hun tolerantie moesten wij ontberen
gelouterd door de strijd
mochten wij de bloemen dragen
om samen een nieuwe orde te maken
Nog even dwalen
ik heb je onverwacht
weer teruggebracht
uit de chaos van de tijd
je opende verschrikt
je ogen in een eerst paniek
herkende de omgeving niet
pas later vloeiden
beelden uit je droom
ineen tot werkelijkheid
je zag mijn lach
wilde nog even dwalen
maar ik wist je terug te halen
samen op de bank
hebben wij de tijd weer
helemaal in eigen hand
Het verboden spel
waar bomen
zich tuigen met
groene wazen en
bloesemende luister
speelt de wind
het verboden spel
in tintelfrisse vlaagjes
opent hij de dag
om met een lach
koesterende warmte
van zon als deken
gratis mee te geven
hij verlost wolken
van vorm en kleur
droogt de lucht
tot in het blauw
kou zijn witte lijnen
recht kan schrijven
nu zon is vertrokken
zitten wij met de brokken
door sproeien en rook
hebben wij de nachtvorst
bevochten voordat hij
lente grote schade berokkent
Het eonenlange wachten
ik liep het pad
maar miste het
knerpende grint
de kiezels die
mijn voetstap altijd
ving in bekend geluid
nog voelde alles
vertrouwd ondanks
donkergrijs in het vooruit
het goot stil makend
de sfeer veranderde snel
naar kil en fel
tijd had opgehouden
te bestaan toen het
hemelwater zich liet gaan
zag de zondvloed
komen als een zee
die het land overstroomde
wist de apocalyps nabij
maar lachte blij
na het eonenlange wachten
Kleur bekennen
jij bent gaan vliegen
weg van kou en regen
wilt kleur bekennen ook al
heb je dan wind tegen
gedachteloos zweven
op de losgeslagen
energieën van het
stressvol aardse leven
dat kolkt en wolkt
in een verpeste atmosfeer
maar jou niet deert omdat
je alles losgelaten hebt
zonder geknakt of
een zielig wrak te zijn
ben jij de lente gaan
genieten op eigen wieken
je bent het bloemblad
door thermiek verheven
dat dwarrelt op zonnewind
tot jij de schepper vindt
Eeuwige schoonheid
ik wil de lente vangen
maar de bloesem
blijft vooralsnog
aan de takken hangen
heb mijn baret opgezet
voorzien van ezel
kwast en palet ben ik
de natuur ingegaan
een oase van kleur
waar penselen vele hemels
kunnen doeken zonder
aan kwaliteit in te boeten
overweldigd door
zo veel goddelijk moois
konden mijn handen
geen wonderen maken
wel heb ik alles
opgeslagen in mijn geest
eeuwige schoonheid die ooit
ons aards paradijs is geweest
Literaire hoogstandjes
ik raap de
prullen bij elkaar
die ik ooit heb uitgegeven
de poeha waarmee
alles is geschreven
krijgt geen tweede leven
het aureool waar ik
steeds om vroeg droegen
zij alleen in hun selecte groep
nooit kwam ik in de kroeg
mijn literaire hoogstandjes waren
volgens kenners slecht gevoegd
had geen ellebogenvlees
slijmen en meepraten over
niks was voor mij geen feest
ben door de elite uitgespuugd
hun clubje blijft zo klein
door jaloezie als dodelijk venijn
toch kennen velen mijn naam
mijn gedichten zijn vereeuwigd
in de cloud dus zet uw pc maar aan
Oudjes aan de touwtjes
ik heb de paden
met rode bordjes
verboden te betreden
meegekregen in het
landschap van mijn jeugd
het was de deugd van
opvoeding en maatschappij
om in het gareel te blijven
de dwang van rooms en rood
in opbouw voor gelijken
die sleur was doorbroken
wij gingen onze eigen gang
kozen voor alternatief
met kleding en muziek in
een tegendraadse samenhang
we wilden geen
marionetten zijn met
oudjes aan de touwtjes
verwierpen hun tradities
met love peace en gein
het is weer goed gekomen
met huisje beestje en
natuurlijk heel veel bomen
alleen staan nu in het landschap
heel andere bordjes te dromen
Jij recht nog ongebroken
ik zie je profiel
waarin de lijnen
zacht tekenen
een stralende lach
nog volop warmte
en ruimte geven
jij recht nog
ongebroken ondanks
alle spoken in je geest
de slanke leest
geeft jou een zweem
van jeugdige vitaliteit
die niet altijd
correspondeert met
jouw persoonlijke realiteit
tegenslagen in bestaan
hebben jou nooit geknakt
fier ben jij verder gegaan
jij bent mijn rots
alleen zee weet de tranen
die zo leven heeft gekost
Een schonend berouw
het was feest
maar in de geest
van woorden huilde
een onpeilbaar verdriet
bekende teksten
uit zijn leven
waarin zinnen niet
alles prijs wilden geven
vaak losse fragmenten
zonder empathisch cement
zijn leven nog bouwend
naar een onverwacht end
pas nu genereert
stilte uiteindelijk begrip
passen de puzzels
waarin hij is gestikt
vloeien tranen in
een schonend berouw
want wij waren begaan
maar begrepen niets van jou
Mijn eigen vlammen
even genoot ik van de bloemen,
de huizen, de mensen, de horizon.
Maar de vlammen branden, en de vernielde bloemen,
brandende huizen, gestorven mensen
en de horizon waarin mijn ogen verdwaalde,
liggen aan de verlaten stad,
waar de zon verdwijnt achter een hoopje puin,
waar voor iedereen het einde nabij is en waar voor mij,
mijn leven pas net beginnen zou.
Maar ik bleef hopen op een dag,
een dag waarop mensen vrede brengen
een dag waarop haat vervaagt
waarin de dood zijn rust vind
waarin de hoop van de leven cyclus opnieuw tot stand zou komen
waarin ik weer vertrouwen in me zelf had,
tot dat ik besefte dat ik mijn eigen brand aangestoken had.
Bijna sacraal
ik voel de zon
bijna sacraal
ontvang ik zijn warmte
ervaar hoe hij
spirit geeft aan mijn
al zo lang wachtend lijf
met gesloten ogen
zie ik sterren dansen in
zijn helder stralende aura
er is geen
onderscheid meer
tussen binnen en buiten
geven en nemen
zijn een geworden in
het delen van eeuwig leven