Freestyle Gedichten
Gedichten langer dan 160 tekens.
Waterbloemen
ik zag de zee
maar kon de snelle
waterbloemen niet volgen
in hun dalend en rijzend
racen naar strand
waar ze in schuim
kapot sloegen onder
de harde hand van
een straffe wind tot
niemand ze meer vindt
ik ben toch terug
gegaan in kalmer tij
bij een volle maan
om ze te determineren
en hun namen te leren
wilde hen niet
in anonimiteit vergeten
zij die op woeste golven
het leven goed speelden
in een paradijselijke vloed
Licht bewolkt
vandaag lopen de
sporen niet naar
behoren zij wijken
zover wij kunnen kijken
bloemen reiken
hun mooiste kleuren
maar deinzen als
wij ze willen keuren
zelfs het licht
heeft iets onbestendigs
in licht bewolkt schijnen
lijkt blauw te verdwijnen
mijn woorden raken
jouw snaren verkeerd
laten stilte weer dansen
op vermeende dissonanten
ik voel de afstand
neem zachtjes je hand
in samen wachten beginnen
we stilletjes om onszelf te lachen
Het witste wit
ik heb wit gezien
waarvan de schaduw bewoog
toen ik opkeek
wist ik dat het vloog
kon niet naar boven lopen
in banen zonder licht
dacht snel op te stappen
maar had totaal geen zicht
door mijn grote vriend
van boven kon ik het
licht laten doven maar was
ook meteen mijn schaduw kwijt
dan is het witste wit
verdwenen in een wereld
zonder zon en die donkere optie
sluit ik dan meteen maar uit
ik wil graag
de weg begaanbaar maken
in de route naar omhoog
mijn dilemma is helaas te groot
Pure hebzucht
ik sprak
over spel
zag in hun ogen
winst en verlies
wist hoe zij
werden bedrogen
want spelen was
het echt niet
toeval en
willekeur krijgen
op het eerste gezicht
een prachtige kans
maar in herhaling
van zetten gaat
winst op den duur
naar de bank
wij zijn het spelen
van vroeger verleerd
pure hebzucht is
wat ons nu motiveert
De kinderen
de kinderen
zijn weggebracht
het is nog bijna nacht
de opvang stil
pas later in de school
is er eindelijk de eerste lach
het dagelijkse weerzien
voor een lange dag waarin
alles van hen wordt verwacht
traag donkert een lome
middag naar de avond toe
ophalen met vermoeide groet
in haastig warm eten
smaakt de dag herkauwend
naar gemiste eigen rust
een geeuw en zucht
met snelle hand is het
bed ritueel weer afgesloten
nog staan de ogen open
na kus en even kroelen
zijn de ouders weggeslopen
Zijn mooiste rafels
ik heb garen
gesponnen uit
de tijd dat onze
geschiedenis is begonnen
nog niet van
de wollige periode maar
te midden van rots en zand
beelden gemaakt met de hand
in de geel bruine
kleur van hitte en woestijn
met duizenden slaven die
stierven door ontbering en pijn
het markante gebeuren
in patroon en structuur
kon ik later pas weven en
hun couleur locale geven
nog staan zij te pronken
met geheiligde mysterieuze kracht
de tijd heeft schoonheid en pracht
zijn mooiste rafels geschonken
Hoog in de lucht
ik dacht
dat ik niet
vliegen kon maar
heb me vergist
ik zweefde al
voordat ik
dat besefte en
het zeker wist
los van aarde
zonder vleugels
en geluid het lijf
bleef rustig thuis
er was een
knopje omgegaan
keek niet meer
tegen alles aan
alle details had
ik al ooit bekeken
projectie in de geest
weefde volmaakt beeld
toch ben ik
bij mezelf gebleven
ook hoog in de lucht
voelde ik mij thuis
Mijn kleine biotoop
het schrijnt
vervaagt in kleur
verdwijnt uit vorm
lost op zonder geur
nog zoemen bijen
boven de bloemenwei
maar hun oogst is schraal
door afnemende diversiteit
mijn kleine biotoop
sterft een langzame dood
imkers rouwen omdat zij hun
volkeren niet kunnen houden
monocultuur is het unieke
verkwanselen in de natuur
kijk naar kuddes mensen en hun
blind volgen van het herders vuur
Zonder mijn naam
het wordt niks
ik voel dat woorden
blijven zweven
ze willen niet
weergeven wat
ik ermee bedoel
heb ze geschild
van emoties ontdaan
ze kijken me kaal aan
zinnen hergroeperen
werd een wanhopig
allerlaatst proberen
heb in armoe
het werk weggedaan
helaas bleef alles staan
in het herlezen
begon het langzaam
vorm te krijgen
te borrelen van
onbekend leven
dat ik niet kon geven
heb het losgelaten
zonder mijn naam
iets moois naar de maan
Lenteachtige ondeugd
in de lach
op het terras klinkt
lenteachtige ondeugd
op deze eerste rokjesdag
onwennig bloot
trotseren benen
met uitdagend flair
gepasseerd winters wit
ze blozen niet eens
als hakken blijven steken
tussen de kasseien
waar meeuwen altijd eten
speels waait de wind
verblindt laagstaande zon
de jeugdige parade
met lente als hun gade
Stilte zwart gemaakt
ik heb stilte
zwart gemaakt voor
een intens beleven
alle lichten
uitgedaan omdat
zij leven geven
voel de dood
geruisloos heen
en weer bewegen
maar hij krijgt geen
kans om op te staan
in een herrijzen
het sterven is nog
niet gedaan we gaan
de dag weer prijzen
Als jonge loot
ik wilde hoogte
was altijd gericht
op onontbeerlijk licht
heb talloze keren
mijn stam gerecht
tegen constante wind
al als jonge loot
vocht ik met struiken
die woekerden in ruimte
groeide snel maar
werd afgevlakt door
een hoog bladerdak
toen ik dat overwon
kreeg is als vriend
de warm stralende zon
heb nog geprobeerd
mijn bast te draaien zodat
het scheve recht zou waaien
heb mij toch verzoend
met de plaats van mijn kroon
die nu lente bloesemt als boom
Hun mystieke ladingen
ik heb de polsslag
van het leven
zien vibreren in
de stilte van jouw
magisch realisme
de ingehouden adem
gevoeld van de
explosieve krachten
die jij met machtige
penseelstreken bedwong
in karaktervolle diepte
passeerden ongekende
perspectieven die
hun mystieke ladingen
in schaduwen verborgen
in jouw kleuren
contrasteerden meerdere
onderhuidse spanningen
in een strakke structuur
geregisseerd met laaiend vuur
jij evenaarde gods touche
in een rakende wereld
die het heden vertolkte
tot de ultieme sublimatie
van een groots verleden
Hemelde aarde weer op
wij spraken
dezelfde taal
maar jouw woorden
dansten hadden
dat lenteachtige
vlinderden
flamboyant in een
charmant eerste
ontmoeten door
prille kleuren geroepen
jouw ogen kaatsten
voorjaarsontwaken
vol vitaliteit en
talloze vragen over
onze vroegere levenswijs
jij hemelde aarde
weer op tot paradijs
zoals in het eeuwenoude
scheppingsverhaal met
stralende woorden in zonnetaal
Vrijheid vogelt
je vleugelt
verglijdend
op de wind
een roep
die buren kent
van ver daarginds
vrijheid vogelt
tegen wolken
zonder volgers
nooit alleen
stippen waaieren
zwierig bijeen
scheren zwart
voorbij een
volle maan
voordat zij
naar hun eigen
rustplaats gaan
Een tweede huid
ik hoorde
de lucht leeglopen
met een sissend geluid
de regen kwam
van boven en ik
stak mijn handen uit
water spatte alle
kanten op en vormde
snel een tweede huid
die mij omsloot
intiem deel maakte
van de losgebarsten bui
ik voelde mij
niet nat als eeuwige
bijkomstigheid
maar zag kringen
uitnodigingen zingen
door druppels in de plas
Krakend in octaven
ik had veel
in mijn mars
maar kraamde
lachend blijdschap
en verbazing
op gezichten
heb toen niet goed
op de centjes gepast
troubadour
leek mij wel wat
met zang en dans
de mens vermaken
liedjes uit het hart
die de pijn vervagen
van de lange werkdag
dagelijks langs
herens wegen gaan
in zon en regen staan
de herberg met
een warm bed
waarvan de waardin
ondeugend lacht in
de stilte van de nacht
ik heb de lier aan
een treurwilg gehangen
mijn stem bleef krakend
in octaven hangen
benen wilden ook niet meer
ben liefdevol opgevangen
als ludieke kostganger
door onze lieve heer
Gewijde tijd
nog donkert
niet de lucht
de ondergaande
zon schijnt alle
schaapjes rood
intense drukte
van de dag
neemt langzaam af
de stille schemering
draagt sporen nacht
gewijde tijd
in terugblik naar
het volle licht
een mijmering over
de dagelijkse plicht
in ontspanning rust
de avond vol vermaak
die in voldane moeheid
wordt genoten totdat
alle luiken zijn gesloten
Taal van je lijf
jij tikte
het ritme
bewoog handen
om de melodie
in je hart te
doen landen
danste met
een lach op
woorden die
jij in zinnen
hebt uitverkoren
tot dit gedicht
ogen knikten
een feilloze
choreografie
in de ruimte
waarover jij
kon beschikken
felle lampen
belichtten de
curieuze accenten
die jij gaf aan
de sprekende
taal van je lijf
jij straalde
de strofen
over ons uit
wij wierpen
bloemen naar
onze poëziebruid
Je ademt goud
je vliegt en fladdert
dartelt dansend rond
rust kleurrijk in de
vroege morgenstond
die rozerood jouw
koude vleugels streept
zijn warmte geeft
tot zacht ontplooien
je ademt goud
schrijft lente in
het hemels blauw
met jouw pigmenten
in speels aanwezig zijn
benader jij de rust die
als je neergestreken bent
lieflijk het volmaakte kust