Freestyle Gedichten
Gedichten langer dan 160 tekens.
Langzaam vloeibaar
tijd wordt
langzaam vloeibaar
zonder bezigheid
minuten rekken
uren kleven bij
gebrek aan onderscheid
het staccato van
de afspraak timing
in ontmoeten is voorbij
rust verteert het
dagelijks gebeuren
door enige activiteit
eindelijk het koninkrijk
stil oplossend in een
naderende eeuwigheid
Het nerveuze snuiven
ik zag de
schimmels draven
de bosrand langs
gemend door vaste hand
ouderwets getuigd
de kar nog zonder veren
een schimmige koetsier
geen enkele passagier
het was alsof
de film bleef haken
beelden braken zonder
de werkelijkheid te raken
ik voelde spanning
in de bomenrij een
opgestoken wind bracht
vreemde geuren dichterbij
nog was er dat geluid
voelde warmte van hun huid
vaag het nerveuze snuiven
in stilte gingen zij de wereld uit
Waar ga je heen
zij zwermden
ik vloog alleen
anderen schreeuwden
waar ga je heen
voelde later hun
vleugeltippen raken
toen zij mij stuurden om
de vlucht mee te maken
werd recalcitrant
scheerde snel
naar de andere kant
hopend op vrij baan
zij lieten mij niet gaan
doken achter me aan
ik was de afvallige maar
had hen niets misdaan
kreeg geen vrije vlucht
werd uit de lucht gepikt
voordat ikzelf ook maar iets
van hun veroordeling wist
En schaduw ik
ik lijk langzaam
te vervagen
niet meer
in staat om
de lasten van
dagen te dragen
begroet nog
altijd het
opkomen van zon
laat me raken
door zijn warme
koesterende stralen
maar als wij
samen schijnen
is hij het licht
en schaduw ik
in dat decor
het kleine mijne
ik ben geen schim
uit vroeger tijden
die donker geeft
omdat hijzelf
in het verleden te
weinig heeft geleefd
accentueer wel
met een lach de
verrassende momenten
van gezamenlijk plezier
waarin het licht van
hemel weer heel even kiert
Hollandse blues
ik ben niet gelukkig
al spelen katten op mijn knieën
vol blijdschap om het leven zelf
al drijft september de spot met mijn winterkleren
door mij te warmen aan zijn gulle zon
al proef ik tabak en cappuccino
al is oorlog niet meer dan een woord
net als honger en armoe en onomkeerbaar
en bloed en pijn en terminaal
en rolstoel en blindengeleidehond
en aanslag en bom en brand en ontploffing
en moord en verkrachting en dictatuur
gevangenschap en overstroming
verkeersongeluk en treinontsporing
slechts vleugjes hiervan
streken ooit langs mijn lichaam
als nare dromen uit vroeger tijd
voor mij de vrede, vrijheid en genezing
maar ik ben niet gelukkig
In paradijselijk licht
ik heb ze gebouwd
met eigen handen
de stenen geraapt
gehakt en gebakken
maar de fundamenten
waren al eerder gelegd
stilaan ben ik begonnen
natuurlijk met visie
creatief door hoogte
transparant in ruimte
spelend met zicht
in paradijselijk licht
tierelantijnde decors
zette snuisterijen in beeld
construeerde arcades
griekse pilaren om zo
de massa rust te geven
in even weg te lezen
toch lijkt de fundering
langzaam te breken door
spanning in iedere voeg
ik ben overgestapt naar
het lichtere werk dat goed
geaard u alle zwaarte bespaart
Die goud randt aan
hoe klein
moet perspectief zijn
om lichtdoorlatend
hoop te geven
de ogen
neergeslagen
kunnen geen zon
meer verdragen
de tijd is al
zijn dagen kwijt
in op en ondergaan
van een troosteloze maan
ooit zal
de herder komen
die goud randt aan de
vele generaties dromen
hij bereidt de weg
de boeken zijn geschreven
is perspectief de enige
waarheid om voor te leven
In stroming
ik adem lucht
proef seizoenen
in warm en koud
de fascinatie van lente
het aromatische herfstgoud
ervaar hoe water
mij draagt als ik zwem
accepteert wie ik ben
mij meevoert in stroming
samenzijn als bekroning
aarde heeft mij verwacht
ben in welkom geboren
deelde zien in een lach
het met elkaar praten
kwam pas veel later
alles voelde
in verkennen als eigen
ik onderscheidde vorm en kleur
in het licht van de dagen die
mijn bestaan toen hebben gedragen
maar ik ben vervreemd
heb mezelf als het
enig centrum genomen
het deel zijn van heb ik verleerd
echt delen heb ik nooit geprobeerd
Straalde bedeesd
ik heb met bloemen gesproken
weet de tonen van kleur
hun intense relatie met licht
door de melodie van bloeihoogte
zij kennen ook het gezicht
van de wind en horen
in fluister en vlagen het
weer van de komende dagen
zij had mij wiegend gewenkt
opende haar hart
straalde bedeesd toen ik
schaamteloos keek naar haar pracht
ik deelde aarde met haar
we vergeleken omgeving
op wat kleine details na
waren we heel dicht bij elkaar
lente werd liefde tot zomer
het houden van heeft gegeven
haar vrucht aan einde seizoen
zal in nazaat de winter overleven
Teun de jager
ja, ik heb met mijn nichtje
bij een jeugdherberg gewerkt.
dat was heel leuk.
veel jonge mensen gezien.
veel meegepraat,
ook uit het buitenland.
ik gaf buiten volksdansles.
dat was zo leuk om te doen
met een hele grote groep
we moesten wel hard werken
van 's morgens 7 uur tot
's avonds half 12.
dat was een lange tijd
ja er konden wel
100 mensen slapen
voor het eten zorgen
was ook leuk.
ja, zo hebben we allemaal
een achtergrond
en hebben we allemaal
veel banen gehad.
het leukste in mijn leven
vond ik nog telefoniste-receptioniste.
ik had contact met veel mensen.
ja, de tijd dat ik had gewerkt
was nog het leukste.
Zomerakkoorden
gedragen vlaagt
warme wind de
laatste zomerakkoorden
het bronsgroen eiken
laat zich door de zon
met nog meer kleur verrijken
bladeren ritselen
steeds nieuwe patronen
schonen het herfsttapijt
bomen maken
zich klaar voor het
koudste deel van het jaar
het bos gaat in ruste
met het geluid van vogels
op weg naar zuidelijke kusten
Zweefde heel even
ik wilde nog
een keertje dansen
na het groenen van
seizoenen in de boom
lichtte mijn kleuren
droogde het blad
sprak met de wind en
wachtte het gebeuren af
in een heldere hemel
zeilden wolken langs blauw
lucht bood het draagvlak
vlaagde mijn dag
nam losjes afscheid
dwarrelde omlaag
zweefde heel even
voor de landing paraat
ik draaide en keerde
mijn herfst in gras
zag in het bladertapijt dat er ook
voor mij nog een plaatsje was
Hun stukje schepping
het rommelt soms
in een oude doos
als ik op zolder loop
dan is het tijd
om te genieten door
mijn stenen op te diepen
ik heb ze geraapt
in alle oorden waar zij
zich kenbaar hebben gemaakt
de schittering
in kleur of licht was
het signaal van hier ben ik
zij hebben mij hun
stukje schepping laten zien
in paradijselijke schoonheid
stilte en de tijd
gevangen in structuren
van gods volmaakte eeuwigheid
Met donker afgevlakt
ik heb de wolken
niet geschoren
dat deed de wind
in onderkanten plat
met donker afgevlakt
mijn macht reikt niet
over dag en nacht
weet van de schemering
was al vroeg het kind
van iedere rekening
speelde tussen
zwart en wit
wist van geen wijken
grijzen zag ik niet
zij hadden geen gezicht
het naamloos land
van gaan en komen
voedde al mijn dromen
in het halfleven
tussen goot en dood
in wakker worden
ben ik uitgestapt
zag eindelijk weer de zon
soms kijk ik angstig terug
naar waar het allemaal begon
De nalatenschap
ik was het lamplicht kwijt
vage contouren bewogen
waar zij dit niet zouden mogen
stilte werd onderbroken
door geritsel en geschraap uit stukken
die hier al eeuwenlang werden bewaard
jaren verstoften in lucht
die onaangekondigd uit zijn
tijdloze winterslaap was gevlucht
ik wist de poppen op schappen
hun kleding een ruïne van verkleurde lappen
heb nooit geweten van de veelvraat van ratten
zij werden gestoord in eigen oord
waar ze nestelden in poppenmoedersarmen
die in koude nachten hun kroost konden warmen
dit is de nalatenschap bereikbaar
via een zelden bestegen hoogbejaarde trap
of wij hem aanvaarden hangt van de ratten af
Het licht is uitgegaan
het licht is uitgegaan
ramen gaven al dagen
het donkeren aan
ook het geluid
leek van steeds
verder weg te komen
niet meer gedragen
door lucht maar van
binnenuit in dromen
nog waren alle
plaatjes compleet in
vorm opstelling en grootte
ik kon me bewegen
maar niet meer door
lopen en staan wel in gaan
voelde me vrij
alleen afgesloten van alles
waarvan ik ooit heb genoten
sprak voluit wist alle vragen
troostte en hielp hen
met het mij missen te dragen
ik ben nooit weggegaan
uit het diepe verbonden zijn
met hun verdere leven en bestaan
De kaarsrechte lijn
gaan wij
de messen slijpen
voor de kaarsrechte lijn
of kartelen
we de lemmeten
voor meer rafels opzij
wie voelt de pijn
van het warme vlees dat
al de geest heeft gegeven
plengt het bloed
dat al stollend ooit
leven heeft geschreven
wie denkt in
het landschap van smaken
de enige fijnproever te zijn
snijdt eigen vingers aan
omdat zijn waarheid
naast vele andere komt te staan
Lichte pijn
ik wist je
slapend in aanwezig zijn
zag in de mimiek van
je gezicht een lichte pijn
je ogen dwaalden
achter gesloten leden
lippen formuleerden
een geluidloos vergeten
pas later toen
je draaide naar de rug
kwam langzaam weer
de ontspanning terug
uit het diepe van
zorgen verzachtten
de lijnen naar wakker
worden met goede morgen
ik vroeg of je
gedroomd had vannacht
je zei niets bijzonders maar
ik zag iets verdrietigs in je lach
Bij volle maan
waar komen ze vandaan
de paarden die
bij volle maan galopperen
in weides zonder hek
ik ben niet gek
heb hun hoofden gezien
gestrekt in een meer
dan schitterend gaan
ben ze gevolgd tot
ik het schrikdraad voelde
niet verder kon en zij
verdwenen aan de horizon
nog hoor ik ze snuiven
zie hun staarten wuiven
ik ben niet gek er zitten
paardenharen op de struiken
In blauw de hemel lacht
in woordloos formuleren
proberen gebaren
expressies te leren om
te zeggen wat ik denk
het zijn kleine wenken
van oog en handen
die met bloemen jou
mijn liefde schenken
vingers die
mij dialogisch
zacht strelen in het
helen van jouw blik
die mij herfst bracht
niet om te oogsten
maar het troosteloze
van een kille regendag
die enkel kale takken zag
ontdaan van zomers loof
toch sturend naar omhoog
omdat in blauw de hemel lacht