Freestyle Gedichten
Gedichten langer dan 160 tekens.
In roets en schicht
ik weet het grut
de grijze bolletje pluis
hoor ze piepen in hun huis
waar het ouderpaar
de bekjes vult van
het jeugdig ongeduld
in roets en schicht
met tomeloze vaart
tot de herrie is bedaard
het wollig spul
op de laatste zonnestraal
in alle rust de nacht ingaat
Minder rood in het roze
er is dit jaar
iets minder rood
in het roze
van mijn prunuslaan
het wit
zit meer naar boven
raakt aan het blauw
dicht tegen hemel aan
in zuiverheid
weer mooi geloken
door kou blijft
deze pracht lang staan
de zonovergoten
harten heb ik gemist
toch straalt het laantje
een feeëriek gezicht
Mijn hond
vannacht droomde ik van mijn hond
wat ben je toch lief
je bent zo een trouw dier
ik hou veel van je
je bent trouw en je begrijpt zoveel
ik ben blij met je
je ziet er ook zo mooi uit.
je maakt mijn leven blij.
ik kan niet meer buiten je.
's avonds lig je zo lief aan mijn voeten
hoe vredig is dat toch!
Mijn lichtpuntje
De dagen gaan traag
en toch vliegensvlug
voorbij.
Vaak denk ik:
"God, is er nog een
toekomst voor mij?"
Niets heb ik meer te vertellen
Pijn beheerst mijn leven
- zowel geestelijk
- als lichamelijk.
Alsof de hel me is
komen bezoeken
op deze aarde.
En dan opeens...
zie ik jou
- mijn hondje Joepie -
voor mij van
onschatbare waarde.
De bol van toen
de regen spat
wind jaagt
zand en aarde
op het blad
dat verzuipt
in modderbad
kou vriest
bruine randen
aan pril groen
dat terug wil
kruipen in de
bol van toen
maar altijd
trekt het licht
koestert zon
de kleine knop
die opent als
de winter stopt
Je pluisde nog even
ik zag het grijs
van de zee
boven land
vlokkig ontladen
in dwarrelend wit
dat stilte
danste op een
onzichtbare wind
ik zwaaide
en ving jou
op de mouw
van mijn jas
je pluisde nog even
toen je huisde
in de holte
van mijn hand
schitterde kristal
tot je structuren
kraakten en een
voor een braken
jij als druppel
de koude grond
weer licht
spetterend raakte
in samen stromen
verloor jij je dromen
langzaam terug
vloeiend naar zee
De wende
ik zie de lucht
het land en strand
veranderen van perspectief
wat koud en
stormachtig was
wordt langzaam zacht
lief en open
in een samen kijken
het ondergaan is aangenaam
voel vleugels
van vogels in de lucht
de vrijheid van hun vlucht
zie schaduwen
lichter worden in de zon
de wende zet nu alles om
De laatste keer
nog zijn wij op jacht
naar geld en macht
denken dat dit streven
het echte leven is
een ideaal
met de lepel ingegoten als
keurig lid van de maatschappij
zo hoor je er gelukkig bij
geordend door simplisme
de leiders nihilisten
als alles gaat vervelen
zijn er altijd brood en spelen
dit is niet wat wij willen
kuddes die steeds gillen
ik wil meer maar het is op
dit was echt de laatste keer
Het gaan over lijken
ik zwierf rond met
een pleister op mijn mond
tegen het schreeuwen
omdat ik niet vond
wat de meeuwen mij
met hun vluchten wezen
zag ze landen
en uitdagend kijken
zij wilden niet wijken
heb tegels verlegd
stenen gekanteld
maar hen niet verjaagd
want het land is hun dis
in het gaan over lijken
die link had ik tot heden gemist
Jij brak de wind
ik wist je
op het zwarte land
terwijl de regen striemde
zwoegend in
het zuigend slijk
gebogen naar de dijk
jij brak de wind
die gierend aardde
terwijl jij even rustte
en als kind
de mantra's zong die
haar kracht bedaarde
jij bent geen heerser
over grond en lucht
maar deelt de elementen
in samen gaan
neemt ieder zo zijn vlucht in
het verkennen van de grenzen
Alsof de hel zich uitte
de wind kon ons niet deren
wat zij ook probeerde
wij liepen fier rechtop
zagen het water komen
bedreigender dan ooit
in onze stoutste dromen
een opeenvolgende rij
van lange golven
die fel beukten op de dijk
het overslaande breken
de zuigende geluiden
het was alsof de hel zich uitte
wij baden toch een kort moment
voor hen in de gevarenzone
geen namen maar zij waren hem bekend
Er is geen graf
je valt als herfstblad
de mooiste kleuren dwarrelen
langzaam in het natte gras
er is geen wind of storm
die jouw rust op komt jagen
om jezelf behoedzaam los te maken
de vruchten zijn geoogst
voordat jij de nazomer genoot
in een eindeloos afscheid nemen
en weet er is geen graf
wel hoop om in het composteren
weer naar het lenteleven terug te keren
Belle
je bent niet mooi belle
maar ontzettend lief
je hebt trouwe ogen
die glanzen van tevreden-
heid
je bent blij met je baasje
die zo goed voor je is
je zit graag bij me op
schoot
e likt zo graag mijn handen
wat gaat er toch in je koppie
om
je hebt alles in de gaten
je bent een lieve hond
ik hou veel van je.
Een zonovergoten palet
wij vlochten herfst
van alles wat
de zomer geschonken had
jouw slanke vingers
modelleerden vorm en kleur
tot een zondoorschoten boeket
ik schaalde fruit
etaleerde de fleurige rijping
tot een zonovergoten palet
storm en regen
waren welkome gasten
bij het feestelijk openingsritueel
de nachtvorstjes lachten
wisten dat in een koude hemel
het eerste sneeuwvlokje wachtte
Strakt een heldere hemel
in bladerval
kleurt je oogst
in rijpe vormen
speels krult de lach
als je na drie keer vlagen
rust vindt in de luwte van de wind
met ogen die
de zon nog dragen
warmte stralen uit voorbije zomerdag
dit seizoen is weer volbracht
tussen kale takken strakt al in een
heldere hemel tintelfris de winternacht
Zag ogen vragen
hij beet
ik hoorde botjes kraken
zag ogen vragen
om nog meer
uiteengerukt
tot een behapbaar stuk
werd zij verdeeld
onder de dragers
in snelle mars
trok de kolonne
dwars door het land
stilte kreeg de overhand
uit alle richtingen
kwamen de stromen
naar de hoge heuvels
van hun dromen
zij zijn klein
maar boordevol venijn
mijn termieten houden
eindeloos veel van dode vliegen
In zwart paars
ik weet je altijd nog te vinden
mijn kleine anemoon
jij bloeit leven langs de oever
beschaduwd door een hoge boom
het beekje dartelt lustig
fonkelend langs de zonnelijn
jij kleurt fel de donkere bedding
zonder ooit alleen te zijn
totdat het noodweer
water woest doet kolken
en jij los slaat van je roots
door zware moddergolven
in zwart paars ben jij begraven
stroomafwaarts bij het meer
maar een ding weet ik zeker
volgend jaar bloeit jouw familie weer
Het ijle wit
nooit botsen wolken
zij komen en gaan
groeien aan of lossen op
in eigen stroming
trekken zij voorbij
hun vormen lijken vrij
toch spelen zij het spel
van kleur en zwaartekracht
de onderkanten donkeren nacht
terwijl het ijle wit zich
stralend baadt in het laatste licht
voordat de zon ten onder gaat
Wat witte wolken
ik heb de zomer getekend
diepblauw de lucht boven groen van de bomen
wat witte wolken in oplossende vlucht
zon zee en strand spelender hand
maar ben het intense genieten vergeten
gehurkt in het zand
tong uit het bekkie speelt hij
met de wereld op zijn eigen stekkie
water en schelpen in een stralende zon
wind door de krullen hij maalt er niet om
als klokken het heetst van de dagen luiden
vogels het zinderen in schaduw gaan mijden
dan looft het groen van de eik weer zijn koelte
weten werkers stilte en rust als hun loon
eten en drinken loom gestrekt voor een droom
Tot aan de goot
zij stonden langs de weg
dicht op elkaar
schreeuwden moord
en brand in rood
het waren er een hoop
waar groen in gras
afwachtend was
gaven zij met steel
en bloem zich bloot
tot aan de goot
door roet en gas
zijn zij snel
in elkaar geklapt
het waren rozen die
wij niet wilden gedogen