Freestyle Gedichten
Gedichten langer dan 160 tekens.
Als escape
jij weet
stromen lucht
te laten dromen
als een spelend orkest
in de kleine
bewegingen van je handen
meng je warm en koud tot
contrast dat jeugdig houdt
preluderend en
activerend tot een
atmosferische flow
met hotspots a gogo
horizon verwijdend
zal de impact zijn van
het nieuwe heelal dat
zal stromen naar overal
waar dromen
als escape hun reizen
zullen maken door het
uiteindelijk oneindige space
Wij vergroenden
wij vergroenden
stilletjes in
bomen raken
zelfs fluisteren
kleurde opzichtig
wat bast
het warme contact
was liefdevol
zacht op de tast
samen zijn
groeide in openen
voor elkaar
waar onze
woorden misten
leerden wij taal
op verkenning
van vaten van
wortels naar top
wij het mobiele
lopen en knielen
een doorbraak in bos
waar zij hechtten
waren wij ons netwerk
aan het vervlechten
Zwart gat
jij wilt
geen spiegels
in je huis
de dood
hoort daar
niet thuis
een zwart
gat waar
verleden zweeft
geen enkel
perspectief
geeft deze dief
hij hakt
het licht in
weerkaatsen
wat zich
daarachter afspeelt
laat zich vragen
Rondde je lach
kleine lijntjes
punten en strepen
heb ik ontdekt
in de mimiek
van je gezicht
in eerste tekens
van jouw
lichaamstaal
rondde je lach
priemden ogen apart
pas later in
woorden en zinnen
kwamen boodschappen
diep van binnen
zonder enig geluid
in samen deelden
we woordloos
ervaringen uit
bepaalden zaken
voor dag en nacht
in een enkel geval
zette stem kracht
achter argumenten
die stotterden en
vooruitgang blokkeerden
speciaal waren
gebaren van vingers
en handen want zij
omspanden diepte van
onbesproken gevoel
Bevrijd
we dreven op
dezelfde wind
heel even voelden
wij ons nog een kind
onbekommerd
naar de zon
aarde groenig blauw
diep onder ons
jij hebt nu
alles losgelaten
eindelijk kun jij
zonder zorgen praten
lachen en
genieten van bestaan
al is het in die andere
vorm al gedaan
geen belemmeringen
of zwaarwegende zaken
in deze nieuwe entiteit
ben jij van alle ankers bevrijd
Ogen vol ver grijs
hij was
vandaag dichtbij
en onverhuld
geen zeis en
donkere mantel
wel ogen vol ver grijs
we hebben
elkaar toegeknikt
hangende de vraag
of het wel
schikt vandaag
of anders later
nader komend
bekenden wij waar
onze wegen scheiden
ik was een
groentje in het
eeuwenoud metier
liep voor het eerst
en hopelijk niet
het laatste keertje mee
Doorzichtigheid
nog weet je
het eerste vlokje
dat plakte
tegen het raam
daar zijn
glinsterende
ragfijn witte
kristallen liet zien
om dan
heel langzaam
naar beneden
af te glijden
steeds kleiner
in een snel
drogende lijn
naar het kozijn
ademloos
heb jij haar
zien sterven aan
doorzichtigheid
Ankerplaatsen
zacht kabbelen
de woorden voort
warmen zich
in belangstelling
alsof ze nog
nooit zo expliciet
zijn gehoord
de toon verbindt
onderliggende
gevoelens die
langzaam aan
komen drijven
uit ankerplaatsen
in stilstaand water
ver van de geul
waar gisteren en
vandaag nog kolken
met de vaart van
het wereldnieuws
en de regio's
nog op de hielen
wij vissen niet
maar dobberen
leggen ongekende
essenties bloot
zonder die boot
in haast en stress
te moeten missen
Vol verbazing
de woorden
hingen nog
in de lucht
na een niet
aflatende stroom
op volle sterkte
uitgesproken
heftige emoties
ik heb het
laten gebeuren
door haar niet
aan te kijken
of in te grijpen
voelde mij niet
aangesproken
in dit verhaal
het was als
een vlieger
die zichzelf bij
windstil weer
heeft opgelaten
in vieren en stijgen
naar grote hoogte
wist te rijzen
vol verbazing
zag ik jouw tirade
het luchtruim
kleuren met alles
wat er volgens jou
moet gebeuren
helaas bracht deze
vlucht stille echo's terug
Een introvert decor
je speelde met stil licht
geen uitbundige kleuren
met traditionele vormen
in een introvert decor
zij verstonden elkaar
in samensmelten en
versterkten hun intensiteit
door samen felheid te bundelen
de ruimte zong energie
door vergroting van
contrasten spatten reflecties
in kleurwaaiers uiteen
je orkestreerde
ladingen en dempte
volumes omdat het eigen
leven de schepper was
jij hebt deze melodie
als eerste gewist uit
elementaire composities
die we al eonen hebben gemist
waar ijs tot water
breekt en smeltend meer
volume geeft speelt muziek
weer zijn verstild lichte regenbogen
Blonde lentekind haren
ik zag gras
je voeten zoeken
zij steelden madeliefjes
in het strelen van je huid
zonlicht straalde
daalde en speelde
met vleugjes wind je
blonde lentekind haren
je danste de pas en
het uur van de dag bewoog
op het ritme van woorden
in je aantrekkelijke lach
was een verschijning
als ultieme voorjaarsverfijning
in oplichtende kleuren die
uit wit geboren leken te worden
in eigen regie liet jij rust
in stilte vervliegen na het
sluiten van je ogen heb ik
je dromen mijn welkom gekust
Rotst als branding
ik heb je
op een stoel gezet
niet op een troon
hoewel in dit decor
is dat heel gewoon
mijn teksten gaan
als zij bij jou zijn
aangeland voorzien
van kant en tekening
al snel van hand tot hand
jij draait niet
met de winden mee
rotst als branding
in een zee van emoties
onder zwaar bewolkte lucht
nog krijst een vlucht
van snelle vissenvangers
laag over het zilte schuim
dat in applaus succes
betoond met opgeheven duim
het is ons toneel
waarin mijn woorden
langdurig zijn verzwegen en jij
ze zoveel lading hebt gegeven dat
onze stilte hartverscheurend is
Ogen van de ziel
het grijs
jaagt voort
met een
schorre kreet
een witte
flits die
stralend blauw
vergeet
zwart
gesnaveld
bevleugelt
hij het ruim
een projectiel
dat overleeft
geleid door
ogen van de ziel
Met zachte hand
ik heb geprobeerd
van de wind te leven
de woorden vlogen langs
er is er niet een gebleven
heb met originaliteit gefuikt
zij stopten heel even
lieten zich zien maar
exclusief was er snel uit
van bruuskeren wilden
zij niets leren in een
wereld waar schermblauw
alleen kou genereerde
pas met zachte hand
waren zij genegen zich in
alle rust te laten lezen en heb
ik ze tot mooie zinnen geregen
Wat licht
ik heb wat
licht genomen
om ook in het
duister van donker
te kunnen dromen
iets van
contouren te zien
minieme nuances
in vormkleuren die
contrastisch beklijven
waar zwart
in massaliteit
existeert wordt wit
na deze schepping als
wereld geaccepteerd
het is de zon
die als eerste bron
van licht het
bestaan aan ons
heeft geopenbaard
ons de kennis
heeft gegeven om
samen te overleven
maar hoe laten wij
de aarde in zijn waarde
Verloren paden
wij voelden
wisten van elkaar
het zacht verbinden
met alles om ons
heen probeerden wij
die contacten te hervinden
gingen zingend op
verloren paden zoekend
naar meerstemmigheid
wij waren het gevoel
van zielsverbondenheid
alweer eeuwen kwijt
in de verte kleurden
bloemen hun harten
wiegend in de wind
zij wisten dat wij
kwamen hebben
onze blikken lief verblind
zo delen zij
maken ons weer deel
van het totale leven
want juist in geven
zullen wij ontvangen waar
naar wij al zo lang verlangen
De gesikkelde maan
ik liep over
serene stralen
van de warme zon
moest af en toe
springen als schaduw
een offensiefje begon
en donker mij
snel naar hogere
sferen dwong
waar licht in
blauw transparant
de hemelboog spande
haar perspectief
de rust gaf waar mijn
ziel naar verlangde
ik oneindigheid voelde
als helend bad na
een stressvolle jacht
en lachte bij
het zien van de
gesikkelde maan
wist precies
hoeveel tijd ik in de
eeuwigheid had te gaan
Wintert vorst
nog donkert
herfst in de
humus van nat blad
wintert vorst
sporadisch onder
dit afdekkend pak
het rustige is schijn
onstuimig bruist en
heelt de evolutiepijn
daar ontkiemt
wat ooit is geweest
maakt lente al tot feest
voor hen die in de
aarde onrust voelen waar
voorjaar is gaan woelen
Het vloeiend zacht
kleuren spraken
niet meer aan
verfletsten in
contrast met
strakke vormen
intolerantie
verbood het
vloeiend zacht
in elkaar opgaan
naar balans
had pigmenten
versterkt de
viscositeit nog
soepeler gemaakt
toch stokte het gaan
pas in verwarmen
mengde alles subtiel
maar viel later weer
terug in de starheid
van een koude realiteit
Verankeren met angst
wij hebben te vaak
naar elkaar gekeken
goedkeurend met
de vingers geknipt
als trouwe volgers
hebben wij vergeten
om zelf te leven en
jaren hun stroop gelikt
wij deinden mee
in politieke golven
hand in hand om
hen samen te volgen
tot het eerste bestand
en de muren verschenen
die de maatschappij
in isoleercellen deelden
op stormachtige avonden
hoor je ons loeien
als robots ons boeien
en verankeren met angst
opgeborgen en
aan de ketting gelegd
in een leven zonder zorgen
met een gespreid bed
toch gaan wij ooit
ontsnappen er zijn al
wolven onder ons die
in schaapskleren wachten