Freestyle Gedichten
Gedichten langer dan 160 tekens.
Verlokkend bloot
de avondzon
kleurt bloedrood
ik zie al glimpen
verlokkend bloot
bij schikgodinnen
in het donker aardse
diep van binnen
maken kobolden
en kabouters zich klaar
voor het feest van het jaar
elven feeën en wat
heksen op een rij
bezemen hun straten
in vrij entree voor magiërs en
tovenaars in rood scharlaken
ridders rovers en bandieten
mogen niet van dit
binnen aards plezier genieten
wulpse vrouwen daarentegen
komen hun charmes geven
pas als de goden zitten
op hun gouden troon rommelt
onweer zijn donkerste toon schicht licht
langs hemel en aarde in een pandemonium
dat mensen de haren doet rijzen in afgrijzen
Een mythische hand
ik heb het strand
zien veranderen als
door een mythische hand
waar ooit de duinen
verwaaiden staan
nu huizen op stand
geen drietand
of neptunus maar
een hand van de mammon
regeert hier met macht
graaiers en geld
ondermijnen natuurlijk gezag
de zee heeft gesproken
met steeds hogere golven
haar stijging krijgt grote gevolgen
als zand het land niet meer
kan beschermen zal de natuur
met liefde onze arrogantie beërven
Wiegt kristal
zij bloeit glas
wiegt kristal
op zonnewind
kaatst stil
het prille
in ontluiken
breekbaar
opent zij fragiel
naar buiten
de eersteling
doorzichtig
in bestaan
kondigt
heel voorzichtig
lente aan
Een hallo in tegenlicht
de puzzel bewolkt
die wind en wolken
hadden verzonnen
is niet gelegd vandaag
compact scheren
de stukjes langs blauw
maar zon brandt al gauw
zijn opklarende gaten
lost de volumen op
het enige dat blijft
is het warme vocht als
een hallo in tegenlicht
die langzaam verdwijnt
in een rode zonsondergang
als de wassende maan in een
kraakheldere hemel verschijnt
Rijpt vorst kristallen
mist vreet stilte
onder huilende takken
waar druppels spatten
op het rottend blad
vocht schuurt langs
basten van bomen
spiraalt naar toppen
in watten gevat
onzichtbaar
sombert het bos
zijn witte vachten
in koud kille nachten
in het eerste licht
rijpt vorst kristallen
is stilte weer terug
zonder vallende drup
Winterse gedachten
nog sneeuwt het
winterse gedachten
haalt felle hagel
venijnig zijn gram
maar verdrinkt
in de milde regen
wij schaatsen op
het ijs dat niet kwam
ik zie lente
in je ogen kleuren
als je zacht
ontluikend lacht
de zon klimt
iedere dag iets hoger
in het subtiel
verkorten van de nacht
toch zal ochtendvorst
de ruiten rijpen
gelukkig speelt het
voorjaar al dagen buiten
Magisch realisme
ik zie de imposante rij
het lijkt magisch realisme
maar de bomen ruisen blij
waar in een verre horizon
licht en nevels schoonheid figureren
leren witte wieven hun theater in het bos
zoals elven feeën en kabouters
dansen op het maanverlichte mos en
kobolden smeden in hun grotten verder op
nooit is de mens alleen er leeft
in veel dimensies van alles om hem heen
ooit zullen zij uit dromen tot ons komen
Het isolement
ik zie het laatste ijs
van de ruiten glijden
een groot stuk
wilde nog even betijen
de dooi was onherroepelijk
waar vorst ons het
uitzicht ontnomen had
schoonde de zon
het geblokkeerde contact
met alles van buiten
natuurlijk was het
binnen warm en knus
maar het isolement kwam
door de vroeg intredende
lente heel snel aan zijn end
Uw schepping
u heeft alles gemaakt
hemel en aarde schiep u
en alles wat erop leeft
u heeft alles heel mooi gemaakt
daarom bewonder ik u,
u hebt ook de mens gemaakt,
naar uw beeld.
hoe blij mogen we zijn
dat we op u lijken
dat we een lichaam, ziel
en geest hebben gekregen.
hoe dankbaar ben ik u daarvoor.
laten we ons nooit meer voelen
als u, grote schepper.
u altijd blijven eren en aanbidden.
u bent altijd in mijn leven aanwezig,
nooit kan ik meer zonder u.
dank u, vader, dat ik ook
een kind van u mag zijn.
Gebladerd met wat rijp
ik heb
de winterbloemen
op zien komen
zij bloeien
in het kristallijn
van sneeuw en ijs
breekbaar op
hun transparante stelen
gebladerd met wat rijp
contrasteren
met oplichtend wit
de laatste herfsttinten
tot de bloemenzee
zich spreidt en verder
golft voorbij de horizon
waar komend grijs
gewijde stilte brengt
die hoort bij deze wintertijd
Uit donkere plooien
ik heb
het bos ontkleed
zijn bladerjassen uitgedaan
alle spinrag
is verdwenen
naakt komt het voor mij staan
ongenadig hakt het licht
de laatste spaanders
uit donkere plooien
verwaait wind
lichte varens en de
stilte van het beschutte ven
de open plek
is kaal bij volle maan
wat heksenhout is blijven staan
troosteloos steken
stammen hoog in de lucht
ook hier is de mystiek gevlucht
Van dood hout
ik zag takken breken
wist ze van dood hout
vluchtend voor de wind
die ze jaren wiegde
in het groen als kind
nog weerspanden zij
al buitelend zijn kracht
caprioolden op de vlagen
maar grondden roemloos
tussen het gevallen blad
waar klein grut
zijn onzichtbare bestaan
krioelde in het donker van
de nacht en volle maan
om blad en takken af te breken
tot elementen voor nieuw leven
Het tijdelijk wit
weer brandde geestdrift
zijn heilig vuur
trok vitaliteit zich
niets aan van jaar en uur
ik speelde als kind
met hagel en sneeuw
wind liet ons dansen in
een wereld van voorheen
het tijdelijk wit
had alles begraven
waar wij eerder om gaven
het voelde zo een
in samen smelten
warmde eeuwige jeugd
kou deerde mij niet
wist dat de zon mij weer riep
Zijn laatste vacht
bevroren kraken dennen
wortelend in permafrost
nog is er geen ontdooien
ik voel je kou
droom witte vachten bij
het grijsblauw van je blik
in ogen die
de verte weten in
het sneeuwblinde vergeten
het universum kruisen
in vertwijfeld zoeken naar
wat noorderlicht als tegenwicht
nog lacht de poolbeer
in zijn laatste vacht onwetend
welk vreselijk lot hem wacht
kruiend ijs brengt
smeltend de subtropen
dramatisch eerder dan wij hoopten
Het zuidelijke land
ik heb de
vlucht met vogels
nog een keer mogen troosten
zij aten uit mijn hand
daarna bogen zij
in breedmazige formatie
op sterren oriëntatie
naar het zuidelijke land
was blij met hun vertrek
naar de overwinteringsstek
hun droom laverend langs
de kust op warme golfstroom
Weerbartige contouren
de natuur heeft
het palet met klassieke
kleuren klaargezet
wind veegt nonchalant
wat bladeren van het doek
kaalt takken tot een lichte hoek
waar aarde somberde
onder het zomers zware loof
komen nu de jonge varens bloot
het is geen tweederangs leven
zij gaan deze herfst
nog hun lentetintjes geven
toch schraalt het weer
en scherpen lange schaduwen
al weerbarstige contouren
in het diepe blauw
strepen witte lijnen
de strakte van vorst en kou
De wereld van hiernaast
in het diepe rood
van ondergaande zon
buitelen kleine gnomen
met veel plezier in de
toppen van de bomen
kobolden springen
op de grond waar
het eerste licht
van de nieuwe maan
traag tevoorschijn komt
op de open plek
van het donkere bos
dansen elven en feeën
op het zachte mos
hun openingsrituelen
oplichtend tussen
vage lage struiken
ogen tovenaars en
zwijgzame druïdes
uit het verre buiten
ik ben in de wereld
van hiernaast geweest
die wij in onze haast
helaas niet kunnen zien
of toch in alle rust misschien
Britt
Een lieve hond was jij,
speciaal voor tante Bep,
maar ook speciaal voor Wilbert
en voor mij.
Nu ben je er dan niet meer
en dat doet wel een beetje zeer.
Maar in onze harten leef je voort
en dat is ook wel
zoals het hoort.
No Problem!
Mijn hond en ik
zijn heel dik;
Ja, dikke maatjes, dat zijn wij.
Mijn hond legt al mijn
zorgen opzij.
Don't worry,
be happy.
Dat zeggen de mensen vaak.
Mijn hond en ik passen dat toe,
deze rake uitspraak.
Als ik in de put zit,
schrijf ik een gedicht.
Of het is dan zo
dat ik me op mijn hondje richt.
Want mijn hondje
begrijpt mij zo goed.
Hij weet dat hij blij moet 'handelen'
als ik dan zeg:
“We gaan wandelen.”
En buiten in de wind
zeg ik tegen de hond, mijn kind:
“Zo, hier knappen we weer van op,
als ik jou toch niet had,
met je lieve kop.”
Mijn hond helpt me er weer door,
en ik ben er dan weer voor hem.
Want daar is een vriendschap voor.
Joep 2
Joep is mijn beste vriend.
Hij heeft mijn aandacht
ten volle verdiend.
En nog steeds
verdient hij mijn aandacht
ten volle,
dat is waar.
Als ik hier ben
is hij ook hier
en niet daar.
Een hond is zo trouw
als maar zijn kan.
Mijn boodschap:
Mensen; Leer daar wat van.
Joep is mijn beste vriend.
Joep, een hond,
en niet een mens.
Dat hij me nooit verlaat
is mijn grootste wens.
Joep, mijn hart
gaat uit
naar jou.
Woorden zijn niet afdoende
om uit te drukken
hoeveel ik
van je hou.