Zoeken
Zoek een Gedicht of Quote met onze verbeterde zoekmachine!
Resultaten voor je zoekbewerking (maximaal 200)
Printer
het bromt en gromt
maar heeft geen tanden
dus blijft ze op haar post
totdat zijn muil iets wits uitbraakt
dat almaar langer wordt
zelfs voor een huiskat zijn er grenzen
terug naar de natuur
Vervaging
je hebt dezelfde ogen als mijn moeder
ik dacht dat ik haar bij me hield
als ik naar jou zou kijken
de tijd verpulvert elke liefde
de ogen waarin ik haar zoek
zijn enkel die van jou
Omslag
er zijn ergere dingen dan sterven
zoals
zoals de dupe zijn van machtsmisbruik
in al zijn oogverblindende facetten
zoals gebrek aan vrijheid, lucht en water
zoals met honger leven, pijn en angst
zoals verlatenheid of te veel mensen om je heen
er fietst een meisje door de straat
een doek geslagen om haar schouders
je oma en je kleinkind tegelijk
haar grijze ogen staren vredig in de verte
aanvaard het leven zoals zij het doet
een appel kan ook zoet zijn
Loslaten
haar smalle bruine hand
greep mijn hand vast
liet niet meer los
alsof het leven haar zo niet ontglipte
ze praatte met gesloten ogen
ik trok mijn hand terug uit de hare
uit wrok, wraak, schaamte, ongeduld
of louter zin in roken
haar hand omklemde toen een zakdoek
ze zeggen dat je los moet laten
ja, later, als er niets meer is
om vast te houden
maar voor het zover is
moet je de muur zijn
voor de klimplant
kon ik nog eens mijn hand
in haar hand schuiven
Ode aan een amazone
amazone met de argeloze blik
wier tweeslachtig parfum zich met het mijne mengde
je smaakte tintelender dan mijn cavalier
zet je kokette hoedje op
trek je pikante jasje aan
klap met je zweep naar je belagers
ontvlucht de heksenjacht van deze tijd
en laat je schimmel galopperen
naar het verdwenen rijk dat jou als fee erkent
Bomen in de winter
De bomen, eerst zo diep vernederd
door de herfst, die hen kaal had gemaakt,
dragen nu de glinsterende sneeuw
als een koningskleed op hun armen.
Waren zij eerst nauwelijks zichtbaar
tegen de spookachtig grauwe lucht,
nu wuiven ze alle kanten uit
met hun vingers vol diamanten.
Vrouwen en jurken
de vlam die haar aantrok
werd gedoofd door grauwe beschermers
machteloze woede smeulde in haar blik
de glanzende jurk van Assepoes
lonkte in de etalage
wat moet jij met een baljapon?
vroeg hij en ik schrok wakker
ze paste een jurk voor de spiegel
maar zag de rimpels op haar wangen
onzeker staarde zij zichzelve aan
het mooie meisje in de feestjurk
die zonder het te vragen met haar danste
toen straalden ze, het meisje en de jurk
Tussen kerstmis en oudjaar
midden in de winter worden overvallen
door een vage lentegeur
bomen pronken met hun roze hoofdtooi
een merel zingt droefgeestig over liefde
de stank van vuurwerk wordt verdreven
door zoete bloemenlucht
en duffe michelinggedrochten
door vrouwen in een zwierige rok
lammetjes dartelen van vreugde
op weiden groener dan ooit
en onrust tart de sombere asceten
kraai, hou op met je gekras
meeuw, snerp liever vlak aan zee
lentegeur, maak je belofte waar
laat nieuw aards leven horen, zien en voelen
Bij de kachel
met grijze, ondoorzichtige vitrage aan de buitenkant
komt licht alleen nog uit de gashaard
warmte van blauwe vlammetjes
kruipt onder onze huid
terwijl ik luister naar het snurken van de poes die naast ons ligt
geef ik je mij in handen
Decemberavond
de wind die door de schoorsteen suist
verguldt de stilte en de warmte in de kamer
waar ambtelijke brieven zijn onttrokken
aan ogen die alleen gedichten lezen
waar de tv achter gesloten deuren slaapt
de laptop luiert op de vloer
naast de werkeloze stekker van de telefoon
waar poezen twisten om een plaatsje op mijn schoot
waar eisen, politiek en angst
niet meer aanwezig zijn dan belletjes
in een aangebroken limonadefles
Vrome kerstwens
in de naam van God
in de naam der Verlichting
geloof het niet
in de naam van animisme
hindoeïsme of boeddhisme
geloof het niet
in de naam van het heidendom
het jodendom of christendom
geloof het niet
in de naam van de islam
in de naam der revolutie
geloof het niet
in de naam van de vrijheid
en alle soorten socialisme
geloof het niet
in de naam van je land
of de democratie
geloof het niet
dat oorlog rechtvaardig is
Vredige winterdag
de winter hoeft niet zo erg te zijn
vandaag geeft de hemel zichzelf ten geschenke
door in effen blauw te verschijnen
de vogels die zich 's zomers verstoppen
zijn zichtbaar op de kale takken
ze laten het rondvliegen over
aan de zoemende helikopter
die het fort bewaakt van de AIVD
L'union
qu'importe
que tu sois vivante ou morte?
tu t'es collée à moi
tu as gravé tes yeux en moi
tu as mis tes ongles dans ma chair
tu as caché ta voix dans mes oreilles
je ne te perdrai jamais
que tu sois vivante ou morte
Verbond
of je levend bent of dood
maakt niet veel uit
je hebt mij aan je vastgeplakt
je ogen bij mij ingeprent
je nagels in mijn vlees gezet
je stem verborgen in mijn oren
of je levend bent of dood
ik raak je nooit meer kwijt
Sluiting
het was een plek die wekelijks houvast bood
terwijl je verder steeds meer los moest laten
dierbaren, gezondheid, werk en jeugd
je ervoer daar momenten van genade
waarin de eeuwigheid zich openbaarde
velen werden er geroepen tot nieuw leven
er werd een stukje meegelopen op de laatste reis
en als je het gewoonweg niet meer wist
dan brandde je een kaarsje voor de beeltenis
van Haar aan wie de plek was toegewijd
nu wordt de kerk voorgoed gesloten
haar wijding wordt tenietgedaan
de Moeder Gods is aan geen plaats gebonden
en toch
Six mois plus tard
il y a toujours des traces de ta vie
un reste de vomissure sur la fiche du fil de l'imprimante
et dans les sillons du téléviseur
j'essuie la nourriture mal digérée
que tes cellules cancéreuses n'ont pas reçue
tu as laissé des souvenirs effaçables
seulement le silence chaque matin où je m'éveille
grave dans tout mon être la notion
de ton assiduité implacable
Zes maanden later
er zijn nog altijd sporen van je leven
een restje braaksel op de stekker van het printersnoer
en in de groeven van het televisietoestel
ik poets het slecht verteerde voedsel weg
dat je kankercellen niet hebben gekregen
jij liet uitwisbare herinneringen achter
alleen de stilte elke ochtend als ik wakker word
kerft in mijn hele wezen het besef
hoe niets ontziend opdringerig
jij hebt bestaan
Litanie
als je nichtje naar mij kijkt
zacht en ondoorgrondelijk
mis ik jou
als ik een ander in mijn armen neem
haar teder kus en streel
mis ik jou
als de wekker rinkelt
en het verder stil blijft
mis ik jou
als mijn kleren niet gescheurd zijn
en mijn huid geen krab vertoont
mis ik jou
als de afwas eerder klaar is
en het huis wat vlugger schoon
mis ik jou
als er niemand naar mij uitkijkt
naar mij toeloopt bij mijn thuiskomst
mis ik jou
als ik ongestoord kan bellen
en elk voorwerp op zijn plaats blijft
mis ik jou
als niemand met lawaai mijn aandacht eist
als er niemand op mijn schoot zit
mis ik jou
maar ook zonder wat ik net genoemd heb
met vijf poezen om mij heen
mis ik die mijn enig kind wou zijn
Aan het eind
zo statig gleed hij over 't grijze water
verheven boven het gekwaak
nu ligt zijn slappe hals in vouwen op de oever
het grauwe water kabbelt rustig voort
duisternis bedekt de aarde
die woest en ledig wordt
Weerzien
ze zou me afhalen van het station
het meisje met de grote hertenogen
en donkerbruine, bijna zwarte vlechten
er was alleen een grijze dame
ogen verzonken in de kreukels van haar huid
die haar doodshoofd nauwelijks verhulden
we zouden land en zee doorkruisen
ze stuurde mij vakantiekaarten
toont trots de kamers van haar kinderen
de kamer met het echtelijke bed
de muren licht als van een folterkelder
laat jullie avondmaal aan mij voorbijgaan
ik neem zo vlug ik kan de trein naar huis
Mirtazapine
water kleuren met het bloed dat uit mijn polsen stroomt
de straat plaveien met mijn vlees en botten
de trein alweer een halfuur doen vertragen
je haalt het scheermes uit mijn hand
je plaatst je voor de balustrade
je trekt me weg van de perronrand
mirta
mirtazapine
vriendin of engel
als jij er bent
ben ik er ook
Uitstel
Hoever het zand gevallen was, mocht ik niet weten.
De loper was verborgen in zijn wijde mouw.
Ik vroeg hem of ik mee kon gaan.
Hij schudde zijn benige hoofd.
Met de belofte dat hij terug zou komen,
loste zijn zwarte gestalte op in de nacht.
Had ik mij maar aan hem vastgeklampt.
Ik wilde niet nog langer op hem wachten.
Iets zachts streek langs mijn rechterhand.
Twaalf groene lampjes lichtten op.
Verleidelijker dan die schim
zogen zij mij naar zich toe.
Hereniging gevierd met luid gespin.
Voorlopig hoefde ik hem niet te zien.
Weerspiegeling
tussen naamloze gedaanten in een winkelstraat
loopt onverwacht mijn moeder naar mij toe
licht gebogen in haar grijze regenjas
tot zij vlak voor mij staat
ik had gedroomd dat zij er niet meer was
ik glimlach en ze glimlacht terug
ik strek mijn armen naar haar uit
maar stoot me aan een spiegelruit
Verstoting
Ik zou de prins zijn die je wakker kuste,
maar was de spoel die je verwondde.
Vol liefde gaf je kopjes aan mijn handen,
waarmee ik je genadeloos de mand in schoof.
Terug naar je oude huis, terwijl je in mijn woning
je had gekoesterd in de zachtheid van een vrouw.
Een judaskus als afscheid ter kalmering.
Je laatste blik, onthutst en radeloos.
Waarom dit alles?
Om hier en daar een hoopje
en plasjes in de hoeken van de kamers.
Geen poep- en pieslucht hangt nog in mijn huis,
maar uit mijn ziel raak ik de zwavelstank niet kwijt.
Morgenlied
waarom opstaan
als mensen met grijs haar
die mij in leven hielden
door koesterende blikken
en pijnstillende woorden
zijn verborgen achter een gordijn
dat na mijn dood pas open wordt getrokken
waarom opstaan
als managers oud bloed vergieten
hun tanden liever zetten in vers vlees
totdat ook dit is leeggezogen
slaapkamer veilige moederbuik
maar aan de deur wordt luid gekrabbeld
groenogige gezanten uit de hemel
trekken mij opnieuw het leven in
Luchtspiegeling
Ik wacht op de bus die mij naar jou zal brengen.
Het haltebord met je plaatsnaam kleppert in de wind.
Ik wacht al zoveel uren.
Bestaat je stad niet meer?
Besta jijzelf niet meer?
Aan de schaduwkant van de straatweg
loop jij mij tegemoet.
Als je mij hoort roepen,
lost je beeld weer op.
Ik betast de letters van je woonplaats
op het zwiepende haltebord,
kille, zwarte tekens,
die jou niet bij mij brengen.
De bloemen die ik je wou geven,
leg ik neer aan de voet van het bord.
Verzoek aan de winter
Koning Winter, kom toch gauw
en stol mijn tranen tot ijs.
Een wereld kil en kaal en grauw
is voor mij een paradijs.
De zon, die mij nog dagelijks tart
tot leven, liefde en lijden,
wordt afgewezen door mijn hart,
dat onrust wil vermijden.
Koning Winter, breng toch sneeuw.
Kom mij daarmee begraven.
Mijn requiem zij het geschreeuw
van kraaien en van raven.
Pasgeborene
vier weken terug de wereld ingesmeten
slaapt hij nu roerloos als een pop
de oogjes en de knuistjes saamgeknepen
geroezemoes
een kleuter is gaan schreeuwen
de baby slaat zijn oogjes op
ontvouwt zijn vingertjes
en met vertrokken lipjes
geeft hij nauw hoorbaar snikjes
wangetjes en voorhoofd kleuren rood
een zachte stem laat hem vergeten wat hem hindert
't gezichtje en de handjes worden licht gestreeld
het kindje van de wereld weer geheeld
glijdt in een slaap die kalm is als de dood
Iwan, in memoriam
de gouden ogen eens zo groot en helder
zijn klein geworden en hun blik is dof
het forse volle lijf van achttien jaren
verschrompeld tot wat botjes met een vacht
hij wil zo graag weer liggen op mijn schoot
maar is te moe om op de bank te klimmen
als ik zijn kopje aai maakt hij een zacht geluid
in plaats dat zijn gespin de kamer vult
nog een keer naar de dokter voor de laatste spuit
hij protesteert zwak als hij duizelingen voelt
dan valt hij op zijn zij
ik geef hem kusjes
en fluister lieve woordjes in zijn oor
totdat de dokter zegt: het is gebeurd
en nu, tien dagen na zijn dood,
vind ik een plukje zachte grijze haartjes
ik wrijf ze tussen duim en middelvinger
en roep zijn naam alsof hij terug kon keren
die tastbare aanwezigheid en dat gemis
kon ik de dood voor een keer slechts bezweren
heel even denken dat hij er nog is
ik gooi de haartjes in de prullenbak
acht groene ogen zien mij aan
ik zou mijn mooiste boeken, platen, kleren geven
als ik hem bij de and'ren mocht zien staan
De laatste gang
met stramme pootjes strompelt hij de bus in
wat grauwe krullen op het broos skelet
de blinde ogen op hetzelfde punt gericht
de vrouw gaat zitten bij een raam
en laat hem op het middenpad
waar hij omvergelopen wordt door grove benen
de vrouw poetst ijverig een vlek weg op de ruit
als om een laatste streling te vermijden
dan loopt ze naar de uitgang en zegt kom
gelaten wankelt hij de treden af
thuis til ik een voor een mijn poezen op
en koester ze langdurig in mijn armen
Voor Susie
"Mijn boeken zijn mijn vrienden"
Als je van hen houdt,
laat dan je handen glijden
langs hun glanzende of doffe huid.
Snuif de zoete geur op van hun jeugd
of de bitterheid van ouderdom.
Bekijk ze met liefde en eerbied.
Vergeet hen niet wanneer de wereld
je om wil vormen tot een vrouw.
Als eens de mensen je verlaten,
de dagen even stil zijn als de nachten,
weet dan dat zij je nog omringen
met rechte ruggen in 't gelid
of kromgetrokken door het vocht,
wachtend tot jij hen van hun stof ontdoet
en jullie in elkaar worden herboren.
Salome
ze groet me met een sierlijk sprongetje
haar kopje vult de holte van mijn hand
alsof het hiervoor is geschapen
twee stukjes barnsteen in fluweel
voeren mij met hun geflonker
diep in een oeroud toverbos
waar niet wordt gekweeld en gekwinkeleerd
maar in alle bomen gesnord
Ontsnapping
je woorden kunnen mij niet wonden
ze ketsen af op muren van water
die om mij heen verrijzen
op de bodem van de zee
vervaagt je gedaante
tot die van een vormloze vis
onkwetsbaar bereik ik de overkant
in de razende vloedgolf
vallen je woorden uiteen
Avondliedje
De avond drukt een zwarte doek op mijn gezicht
en smoort met koele hand mijn kreten,
trekt onvermurwbaar de wereld voor mij dicht
waar ik, door weinigen gekend, al ben vergeten.
Na mij beroofd te hebben van de kleuren
geeft hij mij over aan de nacht.
Misschien zal er niets ergs gebeuren,
wordt het duister door de morgen ontkracht.
Liedje van verlangen
hij neuriet een wijsje in hele tonen
witte toetsen wijken voor zijn vingers
hun klanken stromen ongehinderd voort
dan laat een vreemde hand
de zwarte toetsen dansen
die de eerste melodie verdringen
zij vond zijn wijsje zo lieflijk
het zong voortdurend in haar hart
nu hoort ze de halve tonen
ze luistert beurtelings
naar beide melodieën
en wenste dat ze samenvloeiden
Uit de chaos
de aanhoudende aanvallen van auto's op de stilte
het tergende snerpen van de trams
de luide stemmen van modelgezinnen
in de roes van het klatergouden warenhuis
dan wordt het lawaai doorsijpeld
door de ijle klanken van een kerkklok
en doemt het vredige stadje op
uit mijn bijna verzonken jeugd
ik wil weer mijn voetstappen horen
op de kinderhoofdjes in mijn straat
de heldere eenvoud ervaren
van een wereld die recht is omlijnd
Het spleen (vrij naar Godfried Bomans)
Ik hoef mijn hand niet voor mijn mond te doen
wanneer ik zit te gapen.
Ik wou dat ik twee poesjes was,
dan kon ik samen slapen.
Geur
als wij samen zijn
stijgt er een geurtje op
dat ik nog ruik als jij weer weg bent
is het jouw geur
of die van mij
of van ons samen?
Zondag
noem het regendag
al kan de lucht niet blauwer zijn
noem het ijzeldag
bliksemdag
onweersdag
donderdag
maar noem de dodelijkste van de zeven dagen
in godesnaam geen zondag
Ver
je bent te ver gegaan
ik wil je niet meer volgen
de paden die jij kiest zijn mij te grillig
het struikgewas dat hen omzoomt is veel te dicht
je kunt wat mij betreft niet ver genoeg gaan
Tweeëenheid
nooit leef je intenser
dan met de dood voor ogen
nooit is je liefde dieper
dan als je afscheid neemt
Vrij
het huis dat altijd tegen andere had aangeleund
waardoor het werd behoed voor onbestemd gevaar
weerspiegelt zich nu in een grijze vijver
en merkt tot zijn verbazing
dat het alleen kan staan
Eenwording
U die heel de wereld kunt omvatten
schijnt in mijn hart te willen wonen
blijf dan in mij
en laat mij in U blijven
zo zal het verste land altijd mijn thuis zijn
Lustoord
met hun altijd al aanwezige besef van adeldom
wanen zij zich panter, luipaard, leeuw
als ze sluipen door de bruine halmen
op het afgezette bouwterrein
Troetelnaam
ik belde hem
nog voordat ik iets zei
begroette hij me met een koosnaam
die ik al lang niet meer van hem had mogen horen
hij dacht dat ik een ander was
Claxon
zacht dwong de draaideur mij naar buiten
getoeter van een auto
ik werd weer afgehaald
de stilte wierp mij terug in 't heden
toch had hij mij daar opgewacht
na tweeëntwintig jaar
Allerzielen
het blazen van de wind door de schoorsteen
het tikken van de klok boven de gashaard
het spinnen van de poes op schoot
het omslaan van de bladen van het boek
kleine plukjes uit de watten stilte
die de kamer capitonneert
ik drink de warme chocolademelk
die vroeger door mijn moeder werd gezet
dan wordt de ruit geranseld door de hagel
Allerzielen 2011
in de nacht dat heiligheid vervluchtigde
veel zielen meebewogen met de flakkerende vlammen
van kaarsen aangestoken voor hun rust
en andere met bloemen werden overdekt
die alleen de zinnen prikkelden
van wie ze hadden neergelegd
liet zij weer merken dat ze er nog was
maar zonder die gezwellen
ik kon haar blik niet vangen
mocht wel haar zachte vachtje aaien
en haar nog eenmaal stoppen in de mand
Engelin
engelin wier vleugels niet behoeden, maar verjagen
bewaarengel die knipoogt naar de wolven
kijk naar beneden als je over roerloos water vliegt
zie wie je bent
een engel van de dood
Katmensen
kan ik hopen dat je nooit meer toe zult slaan
dat je ogen niet weerspiegeld worden in een dolk
mag ik dromen dat je zacht en warm bent
of moet ik één oog openhouden als ik slaap?
Gebed
hij wiens liefde Uw bestaan bewees
kon U zijn wanhoop niet doorbreken?
moest hij vermorzeld worden om bij U te komen?
laat dan Uw liefde hem opnieuw doen leven
en houd hem altijd in Uw armen
Stijlbreuk
karamel is de smaak van je lippen
pepermunt die van je tong
hyacint is de geur van je wangen
waarom is je blik dan zo zuur
en zijn je woorden zo bitter?
Levensverwachting
Op de helft van je leven
voor een baan al afgeschreven.
Ouder en je hart staat even stil,
tijd voor 't lezen van je laatste wil.
Onafscheidelijk
onder mijn hart heb ik je niet gedragen
maar in mijn armen heb ik je gewiegd
nu speel je in de golven van de zee
die eens mijn as met die van jou zal mengen
Horror vacui
je wilt er nog niet aan
dat de pop niet uit zijn doos stapt
dat je niet wordt afgehaald
door hem die in die stille kamer ligt
dat het deurtje van de poezenmand niet meer op slot hoeft
Sommigen maken het bont
spartelend lijfje met witrood vlees
oogjes die verbijsterd flitsen
iemand levend villen
verzint geen beest
dit doet alleen de maat van alle dingen
Ontmoeting
ze noemen U het licht
voor mij bent U de warmte
die hart en lippen zacht maakt
ik zoek geen woorden meer
U hebt mij al bevangen
Een liefde
het sijpelt langzaam weg
druppel voor druppel
wat tussen jou en mij was
er resten nog slechts wit
en zwart
en grijs
Storm
Achter de betraande ruiten
worden de takken gekwetst door de wind.
Het is of de storm die buiten
woedt in mijn hart zijn oorsprong vindt.
Ik waande de storm al bedaard
en dacht dat de lucht zou breken,
maar nauwelijks was zij opgeklaard,
of ik voelde droefheid steken.
De storm die hoge bomen velt,
zal altijd weer gaan woeden.
En ook mijn hart wordt steeds gekweld,
al ben ik op mijn hoede.
Kinderspel
Lachend schoppen ze ertegenaan,
maar het spel verloopt wat stroef.
Kunnen klompen niet vlugger gaan
of is de bal niet glad genoeg?
De moeder fladdert om hen heen
aan de overkant van de sloot.
Ze vlucht weg voor een trappend been.
Het eendenkuikentje is dood.
Gekooide duif
De oneindige hemel is zo dichtbij.
Ik wil mij daar snel naartoe bewegen
en voort blijven vliegen, voor altijd vrij.
Onbuigzame spijlen houden mij tegen.
De hemel is beurtelings blauw en zwart.
Ik druk mijn vleugels tegen mij aan.
Een vaag verlangen doortrilt mijn hart.
Ik buig voor wie mij niet laat gaan.
Zeebanket
Durven ze niet rond te zwemmen
of hebben ze het opgegeven?
Ze scholen samen in een hoek,
als doden die in schijn nog leven.
Een aal ligt roerloos op een bodem
die nauwelijks langer is dan hij.
Een klant wil vis.
Daar komt het schepnet.
Alleen de dood maakt hen nog vrij.
Uit vrije wil
libertijnse doodseskaders
luiden de klok van zeventig jaar
ding dong, je leven is voltooid
wanneer de laatste zeventiger dood is
verzetten zij de klok naar zestig jaar
vervloekt degene die uit vrije wil blijft leven
en zo de nieuwe orde ondermijnt
een vraag aan de verwelkte bloem der natie
die altijd vooraan heeft gestaan
waarom blijft u verschrompeld overeind
en roept u anderen op zich uit te laten rukken?
Hof van Eden
Hun ranke pootjes raken nauwelijks de grond
als zij zich in een kudde naar mij reppen.
Geduldig wachtend draaien zij om me heen
en beurtelings strijken ze langs mijn handen
tot deze zich ontvouwen voor een streling.
Zich niet bekommerend om goed en kwaad
weven zij gestaag een lome warmte
waarmee ze mij voorzichtig overfloersen.
De tijd verliest geleidelijk zijn greep.
Terwijl ik wegkruip in een grijze zachtheid
heb ik al spinnend aan mijzelf genoeg.
Onvoltooid
Eindeloos zocht ik je bij wie opstaan en werken,
wie eten en drinken achter zieke computers,
tijdens de oorlog tussen de sterren.
In de nacht kwam ik je tegen op een stil station.
Ik kom alleen maar voor het afscheid, zei ik.
Mijn bagage is verdwenen.
Ik kan niet mee op reis.
Met het stempel van je kus op mijn lippen
hoorde ik dreigende voetstappen achter een muur.
Het was alleen maar een afscheid, zei ik.
Toen de anderen kwamen, had ik je al verlaten.
Zelfportret
Als iemand de beelden bekijkt
van momenten uit mijn leven,
ziet hij me zonder mij te kennen.
Vergeefs zal hij me zoeken.
Ik ben niet de werkende vrouw
of de vriendin die sherry drinkt.
Maar als hij naar mijn katten kijkt
of naar de heesters in de zon,
zal hij mijn adem voelen.
Ik ben de hand die de kat streelt,
de vrolijke blik voor de vriend,
de zomerdag in de rozentuin.
Ontwenning
de blauwe sluiers die voor mijn ogen zweefden
lokten mij steeds sneller wervelend
om mij met kussen te verstikken
ik vluchtte onder geelrode bomen
waarvan de tintelende geur
mij na jaren van vergetelheid doorstroomde
Familiealbum
Betrapt bij hun dagelijkse bezigheden
of poserend voor de eeuwigheid,
kijken mijn voorouders langs mij heen
of staren zij me ernstig aan.
Met het omslaan van de bladen
bedek ik hun hartstocht en wanhoop.
Ik laat hen opnieuw verstarren
en begraaf hen voor de tweede keer.
Terugkeer
Jij bewoog je als een naamloze acteur
in een oude, stomme film met regen.
Je was een schim, die mij niet meer kon raken.
Tot jij met eigen hand de film liet breken
en dichter bij me kwam, steeds dichterbij.
Zonder titel
Als het mooiste gedicht een onbeschreven blad is
en het schoonste schilderij een lege spiegel,
als stilte de zuiverste muziek is,
wat is dan de zin van kunst?
Woorden zijn om mee te spelen
en de stilte schaakmat te zetten.
Kleuren en lijnen komen samen
om de wereld een nieuwe vorm te geven.
Wat roerloos was, wordt gewekt door ritme
en soms weerklinkt er in een melodie
een andere wereld, die heel ver weg is,
maar zich een ogenblik laat kennen.
Oktober
nu wordt alles langzaam weer vertrouwd
het veilig pantser van de dikke jas
de beschutting van de zwarte paraplu
het kunstlicht in de vroege avond
kunstwarmte uit de suizende kachel
het grijze dekbed over de aarde
dat onbestemd verlangen geruisloos smoort
Reiniging
Laat mij de regen voelen die klettert op de straat.
De klinkers glanzen in het licht van de lantarens.
De druppels die zich hechten aan de ramen,
mogen zij glijden over mijn verhit gelaat.
Spoel de boze krachten van mij af
die mij omklemmen met hun hete klauwen.
Reinig mij nu deze diepe nacht
zich voor mij opent en zijn koude
mijn lichaam en mijn ziel verdooft
en ik alleen kan bouwen
op woorden uit een heel oud boek
waarin ik ondanks alles nog geloof.
Vragen
Waarom moest jij het zijn
en niet de kwijnende melodie
van zachte pianomuziek?
Waarom moest jij het zijn
en niet de melancholie
van een avond die inslaapt na onweer,
als een zieke die geen pijn meer voelt?
Waarom moest jij het zijn
en niet de zoete tirannie
van twee grote kattenogen?
Waarom was het niet de geur
van die bloem waarvan ik de naam niet kende?
Waarom moest jij het zijn
die mij zo ontroerde?
VoiceMail
Bij terugkeer in de eenzaamheid
zie ik het rood geknipper.
Heb jij me toch gebeld?
Het lampje dooft,
mijn hart wordt stil:
geen mens heeft zich gemeld.
Onderstroom
Ik moest wel langs een afgrond gaan
en bijna springen om niet de pijn
te voelen van mijn omgewoeld bestaan.
Ik moest wel een doelwit van frustraties zijn
en mijn hoofd stoten tegen een wand
van onbegrip en kwade trouw.
Ik moest wel een voorwerp zijn van misverstand.
Als dit alles niet zo was, dan zou
ik nu niet dit geluk ontwaren,
dat door mij danst in gouden vonken.
Laat mij steeds verrast ervaren
dat al het verdriet is verzonken.
Communie
De zon scheen door het glas in lood
alsof zij haar zegen gaf.
Na het nuttigen van wijn en brood
vond ik vrede en wendde ik mij af
van wat mij aan de wereld bond.
Mijn verlangen was gestild.
Vanaf dat ogenblik bestond
slechts lichtheid, die mild
door mij stroomde en mij verhief
boven de dingen van alledag.
Tegelijk kreeg ik het leven lief,
nu ik het van een afstand zag.
Verleiding
Haar slanke, bruine lijfje nauw omsloten
door een ragfijn, zuiver wit gewaad,
bedwelmt ze mij met bitterzoete geuren,
die haar omzweven als ze langs mij gaat.
Ik wijs haar af, zonder erin te slagen
haar nog uit mijn gedachten te verdrijven.
En als haar geur mij onverwacht weer toewaait,
wil ik dat ze voorgoed bij mij zal blijven.
Wanneer het dag is, dringt zij zich aan me op
en 's nachts verschijnt ze in mijn dromen.
Ik wens haar met mijn lippen te beroeren.
Hoe kan ik jou nu onder ogen komen?
Ik vraag me af hoe lang het nog zal duren
voordat ik haar weer in mijn huis ontvang.
Al heb je mij steeds weer voor haar gewaarschuwd,
verwijt me niet dat ik naar haar verlang.
Jij was een korte episode in mijn leven.
Al sinds mijn jonge jaren ken ik haar.
Je veiligheid kan me gestolen worden.
Ik zoek de opwinding van het gevaar.
Communicatie
Je lijkt oneindig ver van mij.
Toch krijg ik je moeiteloos hier.
Eén ding brengt je terstond nabij:
een getal op een stuk papier.
Ik heb aan tien cijfers genoeg
om je stem en oor te vangen,
maar ik doe wat men zwijgend vroeg,
dus knevel ik mijn verlangen.
Ik trek me terug met een gedicht
en slinger hieruit woorden
in het schimmige gezicht
van die mij nimmer hoorde.
Opwekking
Als je dood bent, bezing ik je
en breng ik je weer tot leven.
Het ritme van mijn liederen
zal jou je adem hergeven.
De beelden die ik oproep,
geven je ogen weer het licht.
Ze kleuren met een roze gloed
de huid van je gezicht.
De klanken van mijn woorden
vinden een echo in je mond.
Mijn zang verwarmt je bloed
en gaat je lichaam rond.
Je was al heel ver weg
en zou nog verder gaan,
maar waar je ook verbleef,
ik zong je ervandaan.
Ik zie al zingend toe
hoe het wonder geschiedt:
hoe jij wordt opgewekt
door de tonen van mijn lied.
Verrassing
Je stond zo-even voor mijn deur.
Ik herkende je aan je haar.
Ik rende naar voren om open te doen.
Ach, het was de postbode maar.
Depressie
Ik draag de grauwe hemel
als een doodskleed om mij heen.
Ik tracht het los te maken,
maar het sluit zich vast aaneen.
Ik kan geen voet verzetten.
Om mijn hals vormt zich een strik.
Ik zal mij overgeven.
Het duurt slechts een ogenblik.
Intermezzo
Ik zweefde al in hoger sferen
en was de materie vergeten,
toen ik op aarde terug moest keren,
omdat de katten wilden eten.
Uitzicht
letters die geen woorden willen vormen
woorden die gesmoorde kreten zijn
een telefoon die stilte stiller maakt
of in je hoofd een wervelwind verwekt
zonnehitte als een hoge koorts
zestig zomers hebben huid en haar vervaald
de herfst komt sluipend dichterbij
noteert de tekenen van het verval
dan schikken woorden zich opeens tot zinnen
een woeste watermassa wordt een heldere rivier
die je zorgeloos kunt volgen tot de einder
waar je mag opgaan in de blauwe lucht
Profane psalm
grazige weiden
en rustige wateren
liggen in de ogen van geliefden
wanneer ik in het donker dwaal
voel ik hun nabijheid
hun zachte stemmen
zeggen waar de weg is
mijn vijand krijgt geen vat op mij
als mijn geliefden langs mij strijken
en zorgen dat ik niet verkommer
geliefden draag ik altijd bij mij
zoals zij mij mijn hele leven dragen
Hollandse blues
ik ben niet gelukkig
al spelen katten op mijn knieën
vol blijdschap om het leven zelf
al drijft september de spot met mijn winterkleren
door mij te warmen aan zijn gulle zon
al proef ik tabak en cappuccino
al is oorlog niet meer dan een woord
net als honger en armoe en onomkeerbaar
en bloed en pijn en terminaal
en rolstoel en blindengeleidehond
en aanslag en bom en brand en ontploffing
en moord en verkrachting en dictatuur
gevangenschap en overstroming
verkeersongeluk en treinontsporing
slechts vleugjes hiervan
streken ooit langs mijn lichaam
als nare dromen uit vroeger tijd
voor mij de vrede, vrijheid en genezing
maar ik ben niet gelukkig
Dolenden
zeg niet dat ik moet verhuizen
al mijn dieren hebben in dit huis gewoond
zij die aan de overkant van 't leven zijn
flitsen wel eens spiedend door de kamers
of strijken langs mij heen
hoe kunnen zij mij vinden
als ik dit huis verlaten heb?
ze zouden dwalen en verdrietig zoeken
naar wie zo schrijnend van hen hield
nee, laat mij samen met dit huis verouderen
zodat mijn dieren in ons kunnen blijven wonen
Heksen
velen denken dat zij nooit hebben bestaan
anderen dat zij er nog steeds zijn
ik weet dat de wereld ervan wemelt
op plekken die verboden zijn voor mensen
naaien zij levende muizen en ratten aan elkaar
om hun bloed te mengen en bijvoorbeeld
een drank te brouwen dat een mensenleven kan verlengen
deze zomer was zo'n heks te gast op de tv
zij betoverde de interviewer die vergat
te vragen naar haar gruwelijke proeven
wat Mengele met mensen deed
voeren heksen dagelijks uit met dieren
hoelang laten u en ik dat doorgaan?
geef om te beginnen niets aan een medisch fonds
wie dieren aan elkaar naait of kankercellen bij hen inspuit
verdient het op een bezemsteel te worden weggejaagd
Twijfel
ingeklemd tussen mens en kat
weet ik niet wie ik zal strelen
de ene zwijgt en ruikt naar wilde rozen
de ander spint en is voor mensen geurloos
beiden hebben een zacht vel
mijn linkerhand glijdt langzaam langs de mens
mijn rechterhand raakt glinsterende haartjes heel licht aan
een spinnetje kruipt langs de muur omhoog
niet aaibaar
maar aandoenlijk in zijn nietigheid
Zondagsdichter c.s.
een zondagsdichter is een zondagskind
hij hoeft slechts een dag in de week te werken
hoe anders is het met de broodschrijver gesteld
die woorden rijgt alsof hij stenen klopt
en de verteller die schrikt van een experiment
maar wel door velen wordt gelezen
zij delen echter in hetzelfde lot
zij oogsten een meewarig lachje
bij de erkende vaklui in de schone letteren
Afkoeling
van zijn kwelgeest verlost
is mijn gemoed niet meer verhit
de wind jaagt door de ramen
de tropen uit mijn bovenhuis
het warme weer wacht tot het terug kan komen
maar mijn bevrijding jubelt in een slotakkoord
Wennen doet het nooit
het kind dat door andere kinderen wordt uitgesloten
kwetsbare volwassenen door kinderen nagejouwd
kind dat door een oudere wordt misbruikt
een dier dat niets terug kan doen en wordt vertrapt
de leerkracht die de klas laat lachen om een leerling
de leerkracht voor wie de klas het leger van de vijand is
een loonslaaf die geknecht wordt door zijn bazen
de dementerende als prooi voor de somatisch zieken
de psychopaten die hun buren kwellen
of anoniem op internet hun slag slaan
overal ter wereld komt het voor
dagelijks naast al het ander leed
maar wennen doet het nooit
Mislukte sms
de dichtvorm vraagt om spaties meer dan letters
ik dwing mijn vingers te gehoorzamen
hoe kan ik je anders snel bereiken
als jij de telefoon niet opneemt
en e-mail niet beantwoordt?
geef mij een ander antwoord dan ok of xxx
neem mij niet kwalijk dat mijn sms zo lang is